Het gebit nader bekeken

De opbouw van het gebit 
Tijdens het leven heeft de mens van nature de beschikking over twee stellen tanden en kiezen: het melkgebit en het blijvend gebitIn een gebit onderscheiden we een aantal tanden en kiezen in de bovenkaak en een aantal tanden en kiezen in de onderkaak. Per kaak is de linker- en rechterhelft elkaars spiegelbeeld. Zo zijn er dus vier “kwadranten”, te weten een eerste kwadrant rechtsboven, een tweede kwadrant linksboven, een derde kwadrant linksonder en een vierde kwadrant rechtsonder. 

Tanden en kiezen worden ook wel elementen genoemd.

Het melkgebit
Gezien vanuit het midden staan er achtereenvolgens in ieder kwadrant:

  • twee snijtanden
  • één hoektand
  • twee melkkiezen of melkmolaren

Er staan dus vijf elementen in ieder kwadrant.

In totaal zijn er in het melkgebit 20 elementen. In de bovenkaak is de eerste snijtand iets groter dan de tweede snijtand; in de onderkaak zijn deze ongeveer even groot. De tweede melkkies is iets groter dan de eerste.

 

Het blijvend gebit
Gezien vanuit het midden staan er achtereenvolgens in ieder kwadrant:

  • twee snijtanden
  • één hoektand
  • twee kleine kiezen of premolaren
  • drie kiezen of molaren

Er staan dus 8 elementen in ieder kwadrant. In totaal zijn er in het blijvend gebit dus 32 elementen.

Evenals in het melkgebit is de eerste snijtand iets groter dan de tweede; in de onderkaak zijn deze ongeveer even groot. De twee premolaren zijn ook ongeveer even groot.

Voor de kiezen geldt, dat de eerste het grootst is, de tweede iets kleiner is en de derde (verstandskies) het kleinst.

 

Het wisselen van melkgebit naar blijvend gebit
Bij het wisselen van melkgebit naar blijvend gebit worden de melkkiezen vervangen door de twee premolaren. De blijvende kiezen komen door achter het melkgebit.

Een tand op doorsnee 
Op de onderstaande tekening ziet U de doorsnee van een tand. Daarop is te zien uit welke onderdelen een tand of kies is opgebouwd en hoe die vaststaat in het kaakbot.


Het glazuur is de buitenste harde, ongevoelige laag van een tand. Dit is wat wij zien als we in onze mond kijken. Onder het tandvlees zit geen glazuur.

Daaronder zit het dentine, ook wel tandbeen genoemd. Dit is de eigenlijke massa van een tand. In het dentine zitten zenuwuitlopertjes, waardoor dentine gevoelig is.

Helemaal binnen in de tand zit de pulpa ofwel de zenuwkamer. Vanuit de punt van de wortel lopen een slagadertje, een adertje en een zenuwtakje de pulpa in. Het zenuwtakje zorgt voor het gevoel in de tand. Het gaat daarbij om het gevoel voor warmte, koude en pijn. De bloedvoorziening is voor de weerstand van een tand tegen invloeden van buitenaf.

Door middel van vezels is de tand verbonden met het kaakbot. Door deze vezels is de tand als het ware verend opgehangen en kan de tand dus enigszins bewegen. In de vezels zit ook het aanrakingsgevoel (tastzin) van een tand.

Het kaakbot en een klein deel van het dentine worden bedekt door het tandvlees.

Bronvermelding : www.tandinfo.nl